Oudheidkundige Vereninging Aalten, Dixperlo, Wisch
 

Verhalen, gedichten en vertellingen

Bevrijding Dinxperlo

31-03-1945, Heurne / Dinxperlo

Eind maart 1945 trokken de geallieerden vanuit Duitsland bij Dinxperlo de grens over om het oosten van Nederland te bevrijden. Ik was toen vijf jaar, woonde in de Heurne, een klein gehucht drie kilometer buiten het dorp Dinxperlo.
Het dagboek over de bevrijding is geschreven door de heer Dik Noordijk. Oom Dik zoals wij hem noemden, was afkomstig uit Rotterdam en zat ondergedoken in het huis van oma Keuper in de Heurne. Haar oudste zoon Frits Keuper (mijn vader) woonde met zijn gezin in het huis ernaast. In 1945 bestond dat gezin uit vader en moeder (Jeanne) en zes jongens in de leeftijd van bijna één tot bijna acht jaar.

Die laatste dagen van de oorlog zaten we veel in de schuilkelder die oom Dik en mijn vader in de tuin gegraven hadden. Van de in het dagboek beschreven bombardementen gedurende die laatste dagen kan ik me waarschijnlijk daarom niet veel herinneren. Maar ik weet nog wel goed dat we op 11 oktober 1944 de hele dag in de schuilkelder moesten zitten tijdens het bombardement van Emmerich. Dat lawaai was zo intens dat ik het idee had dat alle huizen in de buurt gebombardeerd werden.

Op 31 maart was voor ons de oorlog voorbij en werd er in de tuin een vlaggemast opgesteld voor een grote rood wit blauw vlag die vijf jaar lang op een geheime plek was opgeborgen. De optocht van militaire voertuigen van de ‘Tommies’ die daarna langs kwamen op weg naar Twente was een waar feest.

Over deze dag schreef oom Dik:

ZATERDAG 31 MAART
Het lang verwachte uur is aangebroken. (…)
In de loop van de morgen komt Jan Bijvank langs, die vertelt dat hij al Tommy’s heeft gezien. Dat is mijn eer te na. Gezamenlijk fietsen wij dan naar het dorp. Op weg erheen zie ik veel troosteloze dingen: een uitgebrande Boterfabriek, vele in puin geschoten boerderijen, afgeknapte electrische palen, diepe tanksporen dwars door het bouwland.

Hoe meer we het dorp naderen, hoe erger het wordt. De aangerichte ravage is erger dan ik verwachte. En dan zie ik eindelijk de eerste Tommy’s. Naar dit moment heb ik 5 jaar lang uitgezien, hier heb ik naar gesnakt vanaf het moment dat Nederland de wapens neerlegde in mei 194O.

Daar zijn ze dan, behorend tot de Highland Division. In het centrum van het dorp beweegt zich een eindeloze stroom van het meest moderne materiaal. Brencarriers en het meest imponerend, de machtig grote tanks, die onder groot lawaai door de smalle straten daveren. Ik geniet, vooral denkend aan de manier waarop de Moffen wegtrokken: op fietsen zonder banden, op wagentjes getrokken door astmatische paardjes, in stinkende auto's. Een groter tegenstelling is niet denkbaar. In het huis van Jan zitten vele Tommy’s, daar rook ik mijn eerste Engelse sigaret, Dat is toch nog iets anders dan de 'eigenbouw', die intussen zeer werd gewaardeerd, 's Middags om ongeveer 2 uur komt er een file wagens langs ons huis. Eén van de Tommy’s vraagt om inkwartiering en alsof ik de huiseigenaar ben (brutaal vanwege de vreugde) nodig ik hen uit om bij ons hun intrek te nemen. En dit was dan het glorieuze einde van een week, die niet gauw zijns gelijke zal vinden.

Bron: Jan Keuper april 2010.