De Hongerwinter ontvlucht.

13-03-1945 tot 30-03-1945, Dinxperlo

Dit is het verhaal van een tienjarig stadsjochie, dat in het najaar van 1944 de honger in het westen ontvluchtte. Samen met zijn moeder en jongere broer fietste hij naar de Achterhoek. Daar maakte hij de bevrijding in de omgeving van Dinxperlo mee.

Begin Maart 1945
Er staat iets te gebeuren, het is merkbaar aan het gerommel ver weg in het oosten. In de avond zie je lichtflitsen. We slapen in de tot schuilkelder omgebouwde silo, drie meter onder de grond. De lichten van de zoeklichten worden feller. Er is lawaai van kanonvuur. Overdag gaat het gewone werk gaat door. Ik mag vanaf nu geen eieren meer gaan zoeken.

15 Maart 1945
Er zijn steeds meer Duitse soldaten in de buurt. Er worden loopgraven in de omgeving gegraven. Als ik in de buurt kom, word ik weggejaagd. Iedere avond zwaar kanongebulder. De geruchten gaan, dat Engelsen en Canadezen de Rijn bij Remagen zijn overgestoken. ‘Het kan nu niet lang meer duren’, zegt iedereen.

28 Maart 1945
Honderden zwaar bewapende Duitse soldaten lopen over het erf en gaan richting de molen van Sinderen. Vroeg in de middag gaan we de schuilkelder in. Dolf, de student en de gedeserteerde Roemeense soldaat staan ‘s avonds achter de dikke lindeboom en kijken hoe het front almaar dichterbij komt.

29 Maart 1945
’s Ochtends vroeg komen Duitse soldaten met zwartgemaakte gezichten en takken op hun helmen langs de boerderij. Ze verdwijnen in de richting Varsseveld. We blijven nu de hele dag in de schuilkelder. Ik ben er al drie dagen niet meer uit geweest. Mijn behoefte doe ik op een emmer. Tegen de avond is bijna iedereen bang. Door het lawaai van het kanonvuur kunnen we elkaar niet verstaan. ‘Trommelvuur uit de richting Dinxperlo’, zeggen de volwassenen. Ik zit gebukt, met mijn handen over mijn oren. Bij elke zware inslag kruip ik verder in elkaar. Tijdens een kleine vuurpauze steekt Dolf heel even zijn hoofd buiten de schuilkelder. ‘De boerderij staat in brand’. Er is geschreeuw, gebrul van dieren in doodsnood, vuur, chaos.

Iedereen uit de schuilkelder van de boerderij valt buiten adem het ondergrondse hol binnen. Er is maar ruimte voor tien. Als haringen in een ton zitten we met vierentwintig mensen opeengepakt. Niemand is tijdens de vlucht uit de boerderij door het mitrailleurvuur geraakt.
‘Waar is Joep, Joep is er niet!’ Moeder Lubbers raakt in paniek. ‘De wagenschuur staat ook in brand.’ Ik begin te huilen, want nu is mijn fiets verbrand en kan ik niet meer naar huis. Ik moet ophouden met huilen. Ongedeerd valt Joep de schuilkelder binnen. Hij heeft de deuren van de stallen opengezet en het vee losgesneden en naar buiten gejaagd. De hele nacht nog houdt het trommelvuur aan. De Roemeen maakt steeds drie bewegingen van boven naar beneden. Het Grieks-orthodoxe kruisteken.

30 Maart 1945
Het begint licht te worden. Het lawaai van kanonvuur en mitrailleurs zwakt af. Jan, Bernard en Joep gaan als eersten naar buiten. Een enorme tank, de loop gericht op de molen van Sinderen, staat pal naast de schuilkelder. Hij heeft een enorm gat in de molen geschoten.

De vlammenzee is gedoofd. De mooie zeventiende-eeuwse boerderij is een stinkende puinhoop geworden door onder andere het verbrand vlees. Vrijwel al het vee is het vuur weer in gelopen en verbrand. De boerin slaat haar handen voor het gezicht en huilt zonder tranen.

Op de toegangsweg naar de boerderij begraaft een Engelse legeraalmoezenier Duitse soldaten. Verderop trekken de bevrijders in hun grote tanks voorbij. Ze lijken onoverwinnelijk.

Iedereen juicht, we zijn bevrijd! Mijnheer Marsman, handelsreiziger en onderduiker, heeft zijn oude DKW vanonder de hooiberg vandaan gehaald. Met gratis verkregen benzine rijdt hij luid toeteren rond. ‘Bevrijd, bevrijd,!’ herhaalt hij almaar en laat zijn claxon loeien.

Bron: Cees Kooijman april 2010.